ECLI:NL:CRVB:2015:4330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake buitenlandbijdrage en lijfrente-uitkering van een in Frankrijk wonende appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die in Frankrijk woont. De zaak betreft de vaststelling en nabetaling van de buitenlandbijdrage door het Zorginstituut Nederland, als rechtsopvolger van het College voor zorgverzekeringen (Cvz). Appellante en haar echtgenoot zijn niet binnenlands belastingplichtig, wat van invloed is op de berekening van de buitenlandbijdrage. De appellante heeft in de jaren 1988 tot en met 1991 kapitaalverzekeringen met een lijfrenteclausule afgesloten en heeft in mei 2008 de waarde van deze polissen gebruikt voor het afsluiten van een direct ingaande lijfrente-uitkering. Het Zorginstituut heeft appellante in 2010 als verdragsgerechtigde aangemerkt, wat betekent dat zij recht heeft op zorg in Frankrijk, ten laste van Nederland. Voor dit recht is appellante een buitenlandbijdrage verschuldigd, die door Cvz is vastgesteld op € 270,46, met een nabetaling van € 43,46. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van Cvz gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de buitenlandbijdrage onterecht is berekend over de lijfrente-uitkering, wat volgens haar een schending van het Unierecht oplevert. De Raad heeft overwogen dat de berekening van de buitenlandbijdrage in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving en dat er geen ruimte is voor afwijkingen. De Raad heeft het hoger beroep verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder veroordeling in de proceskosten.