Uitspraak
OVERWEGINGEN
4.4. Vervolgens zal worden beoordeeld of het beroep van appellante op de richtlijn en het arrest Schulz-Hoff e.a. slaagt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin haar verzoek om uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen over de jaren 2008, 2009 en 2010 werd afgewezen. Appellante was van 8 mei 2009 tot 16 april 2010 volledig arbeidsongeschikt en had in die periode geen gebruik kunnen maken van haar recht op jaarlijkse vakantie. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het vervallen van de verlofdagen in overeenstemming is met de CAO Nederlandse Universiteiten en de Europese richtlijn inzake jaarlijkse vakantie. De Raad stelt vast dat appellante geen mogelijkheid heeft gehad om haar vakantiedagen op te nemen vanwege haar arbeidsongeschiktheid. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep gegrond, met de opdracht aan het college om een nieuw besluit te nemen over de uitbetaling van de vakantiedagen en de toekenning van wettelijke rente. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.