ECLI:NL:CRVB:2015:4018
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door CIZ na indicatie op grond van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante had een aanvraag voor een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ingediend, die door het CIZ was afgewezen. Na een eerdere rechtsgang, waarin de rechtbank de afwijzing had vernietigd, heeft het CIZ uiteindelijk een indicatie verleend voor bepaalde zorgfuncties. Appellante heeft echter schadevergoeding gevraagd wegens de schade die zij zou hebben geleden door het onrechtmatig genomen besluit van het CIZ. Het CIZ heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot de huidige procedure.
De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), niet is overschreden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de totale procedure niet langer dan vier jaar heeft geduurd en dat appellante geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van het CIZ van 11 mei 2010, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden. De Raad heeft ook geoordeeld dat de door appellante gestelde schade wegens extra administratieve ondersteuning buiten de omvang van het geding valt, omdat deze niet in het verzoek om schadevergoeding was opgenomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.