ECLI:NL:CRVB:2015:4000
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4000, staat de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering centraal. Appellant, geboren in 1986, had eerder een Wajong-uitkering ontvangen die per 27 oktober 2004 was beëindigd. Na een eerdere afwijzing van een aanvraag in 2010, diende appellant op 23 april 2013 opnieuw een aanvraag in, waarbij hij aangaf dat hij wilde werken aan zijn toekomst en ondersteuning zocht. Het Uwv wees deze aanvraag af, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die de eerdere beslissing zouden kunnen wijzigen. Appellant maakte bezwaar en voerde aan dat hij niet alleen een uitkering wilde, maar ook Wajong-rechten om te kunnen werken.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat de door hem aangevoerde omstandigheden niet als nieuw konden worden aangemerkt volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voegde hij toe dat de medische onderbouwing van de eerdere beslissing niet volledig was. De Raad oordeelde dat de aanvraag van appellant ook als een aanvraag voor de toekomst moest worden gezien en dat het Uwv had verzuimd om te beoordelen of er aanleiding was om terug te komen op de eerdere beëindiging van de Wajong-uitkering. De Raad droeg het Uwv op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak.