In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die zich ziek had gemeld vanuit een werkloosheidssituatie, had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had vastgesteld dat hij geen recht had op deze uitkering. De rechtbank had de psychiater dr. C.C. Kan als deskundige benoemd, die op basis van zijn rapport de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) had aangepast. De rechtbank oordeelde dat de psychische en lichamelijke beperkingen van de appellant correct waren weergegeven in de FML van 22 mei 2013. De Raad oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld en dat de deskundige zorgvuldig had gewerkt. Appellant kon niet worden gevolgd in zijn stelling dat zijn beperkingen waren overschat, aangezien hij zijn claims niet met objectieve medische stukken had onderbouwd. De Raad bevestigde dat de geduide functies passend waren en dat de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% bleef, wat betekende dat er geen recht op een WIA-uitkering bestond. De Raad verwierp ook het beroep van appellant op een eerdere uitspraak, omdat de situatie in deze zaak anders was. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.