ECLI:NL:CRVB:2015:3751
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van toegangsregistratie en werkuren appellant
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die samen met zijn echtgenote sinds 3 juni 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats op basis van een onderzoek door de gemeente Amsterdam, dat aangaf dat appellant meer uren had gewerkt dan hij had opgegeven. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de toegangsregistratie van de werkplek van appellant niet voldoende bewijs levert voor de stelling van het college dat hij meer uren heeft gewerkt dan opgegeven. De Raad stelt vast dat appellant vaak op het terrein aanwezig was voor andere redenen dan werk, zoals het bezoeken van collega's. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad vernietigt deze uitspraak en verklaart het beroep gegrond. De Raad herroept het besluit van het college en oordeelt dat het college in de kosten van appellant moet worden veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 20 oktober 2015.