ECLI:NL:CRVB:2015:3749
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- J. Brand
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake maatschappelijke opvang en verblijfsvergunning onder de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die van Tibetaanse afkomst is en een aanvraag voor maatschappelijke opvang had ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De aanvraag was eerder afgewezen, en het college had het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland had de eerdere uitspraak van het college bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging. De Raad heeft vastgesteld dat appellante ten tijde van de aanvraag rechtmatig verblijf had in Nederland, wat betekent dat de artikelen 10 en 11 van de Vreemdelingenwet 2000 niet in de weg stonden aan haar aanvraag voor maatschappelijke opvang. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd was, maar dat de afwijzing van de aanvraag in stand kon blijven omdat appellante niet in een situatie van dakloosheid verkeerde. De Raad heeft het motiveringsgebrek gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet aannemelijk was dat appellante hierdoor benadeeld was. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het college in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.960,- bedroegen, en bepaalde dat het college het griffierecht van € 162,- diende te vergoeden.