In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de beëindiging van een Ziektewet-uitkering van betrokkene, die na een auto-ongeluk in 2008 een uitkering had ontvangen. De Raad oordeelde dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit van 16 juli 2009 te herzien. Betrokkene had in 2009 geen bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn uitkering, maar in latere procedures kwamen nieuwe medische gegevens naar voren die de eerdere beoordeling in twijfel trokken. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische situatie van betrokkene niet correct was beoordeeld en dat er geen sprake was van herstel op de datum van de beëindiging van de uitkering. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de bevindingen van een revalidatiearts, die in een ander kader waren opgesteld, als nieuw feit konden worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat het eerdere besluit niet in stand kon blijven en dat appellant een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene moest nemen. Tevens werd appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 980,-.