ECLI:NL:CRVB:2015:3579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.J. Schaap
- J.P.A. Boersma
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Intrekking van persoonsgebonden budget door Zorgkantoor en de belangenafweging
In deze zaak gaat het om de intrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor op basis van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant, die in hoger beroep ging, had eerder bezwaar gemaakt tegen de intrekking van het pgb, dat was verleend op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor had in een besluit van 9 juli 2012 het pgb ingetrokken, omdat appellant onjuiste of onvolledige gegevens had verstrekt. Dit besluit werd in een later besluit van 20 december 2012 bevestigd, waarop appellant beroep aantekende bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, met de overweging dat appellant niet aan zijn verantwoordingsplicht had voldaan en dat het Zorgkantoor in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot intrekking gebruik had kunnen maken.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zorg in natura niet mogelijk was en dat de zorg verleend moest worden door zijn echtgenote en kinderen. De Raad voor de Rechtspraak overwoog dat zolang de subsidie niet is vastgesteld, het bestuursorgaan de subsidieverlening kan intrekken of wijzigen. De Raad bevestigde dat het Zorgkantoor de intrekking van het pgb in redelijkheid had kunnen doorvoeren, ook al wenste appellant aanvankelijk geen zorg in natura. De verklaringen van de huisarts en psychiater van appellant werden niet als voldoende bewijs gezien om de intrekking te weerleggen. De Raad concludeerde dat de inspanningen van de gemachtigde van appellant om zorg in natura te regelen niet tijdig waren en dat het Zorgkantoor niet tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.