In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de WIA-uitkering van appellant. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de WIA-uitkering en toeslag van appellant met terugwerkende kracht heeft ingetrokken, omdat appellant bij het medisch onderzoek op 17 maart 2010 de arts van het Uwv bewust heeft misleid door een ernstige psychiatrische ziekte voor te wenden. Dit leidde tot de conclusie dat de verstrekking van de WIA-uitkering en toeslag aan appellant in een rechtstreeks oorzakelijk verband staat met de simulatie. De Raad bevestigde dat appellant zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen, wat het Uwv in staat stelde om de uitkering in te trekken en terug te vorderen. Daarnaast werd een boete opgelegd, die door het Uwv werd verlaagd naar € 250,- vanwege de persoonlijke omstandigheden van appellant. De Raad oordeelde dat de rechtbank voldoende had gemotiveerd dat de beperkingen van appellant per 21 oktober 2009 anders waren dan eerder vastgesteld en dat appellant een onjuist psychiatrisch beeld had gesimuleerd. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk bevestigd en gedeeltelijk vernietigd, waarbij de Raad de kosten van rechtsbijstand voor appellant toekende.