ECLI:NL:CRVB:2015:3334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het belang bij de afwijzing van bijzondere bijstand voor medische kosten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) werd bevestigd. Appellante, die lijdt aan myalgische encefalomyelitis (ME) en het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), had op 13 januari 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten gerelateerd aan haar aandoening, waaronder oogdruppels, mondgel, behandelingen in Duitsland en laboratoriumkosten. Het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren ten opzichte van eerdere aanvragen en dat de kosten voor oogdruppels en mondgel onder de zorgverzekering vielen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 29 september 2015 geoordeeld dat appellanten onvoldoende procesbelang hebben bij de beoordeling van hun hoger beroep voor de kosten van oogdruppels en mondgel, omdat het college uit coulance deze kosten in 2012 alsnog heeft vergoed. De Raad concludeert dat een uitspraak over deze kosten geen feitelijke betekenis meer heeft voor appellanten, waardoor het hoger beroep in dit opzicht niet-ontvankelijk is.
Wat betreft de behandelings- en reiskosten oordeelt de Raad dat appellanten niet hebben aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden zijn die recht geven op bijstand. De Raad verwijst naar een eerder medisch advies dat stelde dat de gekozen behandeling niet passend was. Ook de aanvraag voor laboratoriumkosten werd afgewezen, omdat deze kosten meer dan een jaar voor de aanvraag zijn opgekomen, wat in strijd is met het beleid van het college. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep voor de kosten van oogdruppels en mondgel, die wordt gehandhaafd.