ECLI:NL:CRVB:2015:3320
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens niet meer ongeschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellant, die als machine-operator werkzaam was. Appellant is op 20 februari 2009 door ziekte uitgevallen en heeft in 2011 een WIA-uitkering geweigerd gekregen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een ziekmelding in 2012, heeft een verzekeringsarts geconcludeerd dat appellant per 12 februari 2013 niet langer arbeidsongeschikt was voor de maatgevende arbeid. Het Uwv heeft daarop de ZW-uitkering beëindigd. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep heeft aangevochten. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij nog steeds ongeschikt was voor de maatgevende arbeid en dat zijn belastbaarheid door het Uwv is overschat. Het Uwv heeft in verweer gesteld dat de nieuwe medische informatie geen nieuwe feiten bevat die de eerdere beoordeling kunnen veranderen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat de aangevoerde gronden in essentie herhalingen waren van eerdere argumenten en de medische informatie geen aanleiding gaf om de eerdere beoordeling te herzien. De Raad oordeelt dat de belasting uit de persoonlijke situatie van appellant buiten beschouwing moet blijven en dat de eerdere beoordeling van de verzekeringsarts correct was. De uitspraak is gedaan op 30 september 2015.