Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Dat betekent dat deze wrakingsgrond niet inhoudelijk wordt beoordeeld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door S.A.J.T. Hoogendoorn, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het hoger beroep werd behandeld op 2 juli 2015 door de rechters mr. dr. E.J.M. Heijs, mr. dr. B.J. van de Griend en mr. M.C.D. Embregts. Tijdens de zitting heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. dr. B.J. van de Griend, omdat hij meende dat deze rechter een vooringenomenheid koesterde. Verzoeker baseerde zijn wrakingsverzoek op uitlatingen van de rechter tijdens de zitting, waarin zij volgens hem de korpschef verdedigde en hem onderbrak tijdens zijn betoog.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 8:15 van de Awb stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De Raad concludeerde dat de vragen die mr. dr. Van de Griend stelde tijdens de zitting, onderdeel zijn van haar taak als rechter en niet automatisch wijzen op partijdigheid. Bovendien was verzoeker al op de hoogte van de feiten die hij aanvoerde in zijn wrakingsverzoek, waardoor hij niet voldeed aan de eisen van artikel 8:16 van de Awb.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het wrakingsverzoek afgewezen, omdat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was aangetoond. De beslissing werd genomen door de voorzitter J.P.M. Zeijen en de leden J.F. Bandringa en R.E. Bakker, met P. Boer als griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 september 2015.