ECLI:NL:CRVB:2015:3143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit WIA na termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Uwv. Appellant, die sinds 30 augustus 2010 een WIA-uitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 20 februari 2013, waarin zijn arbeidsongeschiktheid op 100% werd bevestigd. Het Uwv verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De gemachtigde van appellant had het bezwaar pas op 27 mei 2013 ingediend, terwijl de bezwaartermijn op 20 februari 2013 was aangevangen. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv op juiste wijze had gehandeld door het besluit van 20 februari 2013 aan appellant zelf te sturen, aangezien de gemachtigde zich niet als zodanig had gepresenteerd in de procedure. De Raad benadrukte dat de verplichting voor bestuursorganen om stukken naar een gemachtigde te sturen, alleen geldt als het bestuursorgaan op de hoogte is dat de gemachtigde optreedt. In dit geval was er geen sprake van een nauwe verwevenheid met andere zaken waarin de gemachtigde betrokken was, waardoor het Uwv niet verplicht was om het besluit aan de gemachtigde te verzenden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen reden voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 16 september 2015.