ECLI:NL:CRVB:2015:2893
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.J.G. Tijhuis, hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 augustus 2015 uitspraak gedaan in het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van haar zaak. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in deze procedure is overschreden. De Raad heeft de behandelduur van de procedure beoordeeld en vastgesteld dat er bijna negen jaar zijn verstreken sinds de ontvangst van het bezwaarschrift door het CIZ tot de uitspraak van de Raad in januari 2014. Dit is aanzienlijk langer dan de in de rechtspraak gebruikelijke termijn van vier jaar voor procedures in drie instanties.
De Raad heeft geconcludeerd dat de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure 12/607 AWBZ bijna vijf jaar bedraagt. De Raad heeft ook vastgesteld dat er sprake is van een te lange behandelduur in de bezwaarfase en de rechterlijke fase, met overschrijdingen van respectievelijk ruim acht maanden en meer dan vier jaar. De Raad heeft de Staat der Nederlanden en het CIZ veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan verzoekster, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 5.000,-, verdeeld over de betrokken partijen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staat en CIZ te veroordelen in de proceskosten van verzoekster, omdat er geen proceshandelingen zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de betrokken partijen.