4.De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.Ciz heeft een nieuw besluit op bezwaar genomen (bestreden besluit V), waarbij bestreden besluit IV is ingetrokken. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak die op bestreden besluit IV betrekking heeft, moet worden vernietigd voor zover daarbij het beroep tegen bestreden besluit IV ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen bestreden besluit IV gegrond verklaren en dat besluit vernietigen.
4.2.Bestreden besluit V wordt als een besluit in de zin van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt. Nu met dit besluit niet is tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante dient gelet op artikel 6:19 van de Awb, in verbinding met artikel 6:24 van de Awb, dit besluit in de beoordeling te worden betrokken.
4.3.In hoger beroep ligt - gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting - de vraag voor of Ciz de zorgbehoefte van appellante aan huishoudelijke verzorging voor de jaren 2005 tot en met 2007 en persoonlijke verzorging en begeleiding voor de jaren 2005 tot en met 2014 juist heeft vastgesteld.
Huishoudelijke verzorging
4.4.Appellante heeft gesteld dat zij twee weken per twee maanden bedlegerig is en dan in het geheel geen huishoudelijke werkzaamheden kan verrichten. Uit het door Elte opgestelde rapport blijkt dat er sprake is van wisselende klachten waarvoor geen vast ritme is aan te wijzen en die moeilijk objectiveerbaar zijn. Uit dit rapport volgt niet dat de stelling van appellante dat zij gedurende twee weken per twee maanden in het geheel geen huishoudelijke werkzaamheden kan verrichten juist is.
4.5.Appellante heeft voorts gesteld dat er meer huishoudelijke verzorging had moeten worden toegekend in verband met haar incontinentie voor ontlasting. De Raad acht onvoldoende gemotiveerd waarom Ciz in dit geval ten nadele van appellante is afgeweken van de in paragraaf 4.1.5 van het Protocol Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging opgenomen norm van 30 minuten per week extra huishoudelijke verzorging voor bewassing bij incontinentie. Deze tekortkoming in de besluitvorming kan echter niet leiden tot een vernietiging van de bestreden besluiten I en II. Ook als, in overeenstemming met het protocol, wordt uitgegaan van 30 minuten per week extra, resulteert dit in een urenomvang die valt binnen de geïndiceerde klasse 3.
4.6.Appellante heeft ter zitting gesteld dat zij het niet eens is met het ontbreken van een indicatie voor begeleiding, omdat zij graag af en toe naar buiten wil. De Raad is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat niet is komen vast te staan dat appellante in de periode vanaf 2005 tot heden niet in staat was om zich zonder begeleiding buiten de deur te begeven. Ciz heeft appellante dan ook terecht niet geïndiceerd voor begeleiding.
4.7.De Raad stelt voor wat betreft de hulp bij toiletgang vast dat Ciz er bij zijn beoordeling
- in navolging van de adviezen van medisch adviseur H.M. Laane - van uit is gegaan dat appellante een ontlastingsfrequentie heeft van 17 maal per dag, waarbij er 6 maal per dag hulp nodig is in verband met bevuiling door diarree. Ciz heeft daarom, naast hulp bij wassen, aankleden en het verzorgen van de huid en teennagels, 42 maal per week 15 minuten voor hulp bij toiletgang geïndiceerd.
4.8.Appellante heeft zich, laatstelijk op de zitting, op het standpunt gesteld dat zij 19 defaecatiemomenten per dag heeft, waarbij zij 9 maal bevuild raakt wegens ongelukjes en dat zij bij iedere toiletgang hulp nodig heeft.
4.9.De door de Raad ingeschakelde internist Elte concludeert in zijn rapport dat het aantal defaecatiemomenten tussen de 10 en de 15 bedraagt en dat bij elke toiletgang in principe hulp noodzakelijk is. In een eerder, aan de rechtbank gericht, rapport van Elte van 18 juni 2010, kwam hij tot de conclusie dat er sprake is van meer dan 15 defaecaties per dag, met noodzaak voor zorg.
4.10.Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier wat betreft het rapport van deskundige Elte voor. Ciz heeft ook niet met medische gegevens onderbouwd dat en waarom de conclusies die Elte in het rapport van 18 juni 2013 heeft getrokken onjuist zouden zijn. De Raad gaat dan ook uit van 15 defaecatiemomenten per dag, waarbij appellante bij elk defaecatiemoment hulp nodig heeft.
4.11.Uit hetgeen is overwogen onder 4.10 volgt dat Ciz over de jaren 2005 tot en met 2014 voor de toiletgang niet had kunnen volstaan met een indicatie voor 42 maal per week 15 minuten. Dit leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak ook wordt vernietigd voor zover daarbij de beroepen tegen de bestreden besluiten I en II ongegrond zijn verklaard en voor zover bestreden besluit III in stand is gelaten. Het beroep tegen de bestreden besluiten I, II en V wordt gegrond verklaard en deze besluiten worden vernietigd. De bestreden besluiten I, II en III alleen voor zover deze de indicatie voor persoonlijke verzorging betreffen.
4.12.De Raad zal daarnaast met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien door aan appellante een indicatie voor persoonlijke verzorging klasse 8 (20 tot 24,9 uur per week) met 11,9 additionele uren per week toe te kennen voor de jaren 2005 tot en met 2009, en een indicatie voor persoonlijke verzorging klasse 8 (20 tot 24,9 uur per week) met 9,8 additionele uren per week toe te kennen voor de jaren 2010 tot en met 2014. De Raad is daarbij uitgegaan van 7 maal 20 minuten per week voor hulp bij wassen, 14 maal 20 minuten per week voor hulp bij aankleden, 14 maal 15 minuten per week voor het verzorgen van huid en teennagels en 105 maal 15 minuten per week voor hulp bij toiletgang. Dit is in totaal 2205 minuten per week, dus 36 uur en 45 minuten. Voor de jaren 2010 tot en met 2014 wordt hiervan 3,5 minuut per activiteit (in totaal 490 minuten) afgetrokken, terwijl 3,5 minuut per zorgmoment (in totaal 367,5 minuut) weer wordt opgeteld. Voor laatstgenoemde jaren is het totaal 2082,5 minuut, dus 34 uur en 42,5 minuut. Omdat het maximum van de hoogste klasse (klasse 8) 24,9 uur (is 24 uur en 54 minuten) per week is, wordt het meerdere additioneel geïndiceerd.
4.13.Al hetgeen appellante overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Het verzoek om schadevergoeding