ECLI:NL:CRVB:2015:2792
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot gebruik van nachtopvang en arbeidsinschakeling bij dakloosheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de verplichting van een dakloze betrokkene om gebruik te maken van nachtopvang in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had deze verplichting opgelegd, met het argument dat het verblijf in de nachtopvang een eerste stap zou zijn richting arbeidsinschakeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze verplichting op een ondeugdelijke grondslag berust, omdat de enkele omstandigheid van dakloosheid niet voldoende is om te concluderen dat het gebruik van nachtopvang gericht is op arbeidsinschakeling. De rechtbank heeft de besluiten van het college vernietigd en de bijstand van betrokkene niet verlaagd, omdat er geen direct verband is aangetoond tussen de verplichting en het doel van arbeidsinschakeling.
In hoger beroep heeft het college betoogd dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de verplichting tot nachtopvang onderdeel uitmaakt van het re-integratietraject van betrokkene. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college niet voldoende heeft onderbouwd dat de verplichting tot nachtopvang een individuele benadering van de situatie van betrokkene weerspiegelt. De Raad heeft bevestigd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de opgelegde verplichting niet kan worden geacht te strekken tot arbeidsinschakeling en dat er minder ingrijpende verplichtingen mogelijk zijn, zoals deelname aan dagbesteding.
Daarnaast heeft de Raad het incidenteel hoger beroep van betrokkene behandeld, dat zich richtte op de hoogte van de proceskostenveroordeling. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank de wegingsfactor voor de proceskosten ten onrechte als zeer licht heeft aangemerkt en heeft deze herzien naar gemiddeld. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de proceskostenveroordeling, die is aangepast. Het college is veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.940,-.