ECLI:NL:CRVB:2015:271
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand wegens overschrijding van de toegestane verblijfsduur in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft toestemming gevraagd om in het buitenland te verblijven. Hij heeft echter de voor zijn leeftijdscategorie geldende maximumduur van vier weken per jaar voor verblijf in het buitenland met behoud van bijstand overschreden. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft hem hierover geïnformeerd en hem meegedeeld dat hij over een bepaalde periode geen recht op bijstand had omdat hij de maximaal toegestane vakantieduur had overschreden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij feitelijk in eenzelfde positie verkeert als een pensioengerechtigde, die recht heeft op een langere verblijfsduur in het buitenland. Hij stelde dat de beperking van de toegestane verblijfsduur voor hem een vorm van leeftijdsdiscriminatie is, in strijd met internationale verdragen.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant de maximumduur van vier weken heeft overschreden en dat de toepassing van de wet in dit geval geen strijd oplevert met het verbod op leeftijdsdiscriminatie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 3 februari 2015.