Uitspraak
12 6634 WIA
PROCESVERLOOP
mr. W.G.M. Vos, advocaat, namens appellante zijn zienswijze heeft gegeven bij brief van
14 november 2014.
mr. M.W.L. Clemens.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft een geschil tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, dat stelde dat zij met ingang van 17 januari 2011 geen recht had op een uitkering. Op 1 mei 2015 heeft het Uwv echter een nieuw besluit genomen, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken en de verzoeker alsnog volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd verklaard, met recht op een IVA-uitkering vanaf dezelfde datum. Hierdoor was de verzoeker van mening dat zij recht had op vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv met het nieuwe besluit volledig aan de bezwaren van de verzoeker tegemoet was gekomen, waardoor de verzoeker geen belang meer had bij het hoger beroep. De Raad verklaarde het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, die in totaal € 2.450,- bedroegen, evenals de griffierechten van € 156,-. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter M. Greebe, en is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2015.