In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en zijn recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De Raad heeft in een tussenuitspraak van 25 februari 2015 vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv onvoldoende gemotiveerd was. Het Uwv heeft vervolgens een aangepaste Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) ingediend, waarin de eerder gesignaleerde tekortkomingen zijn hersteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de nuancering bij item 1.9.8 van de FML verwijderd, waardoor deze nu overeenkomt met de bevindingen van de deskundige J.P.A. van Eck. De Raad heeft geoordeeld dat de nieuwe functie van productiemedewerker industrie, samen met de eerder geselecteerde functies, de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, wat betekent dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering per 25 september 2009. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellant, die in totaal € 3.430,- bedragen.