Uitspraak
mr. L.J.M.M. de Poel.
OVERWEGINGEN
re-integratie-activiteiten zijn verricht, welke tijd daarmee gemoeid is geweest en dat, in verband met die omstandigheden, er sprake was van deugdelijke re-integratie-inspanningen. Appellante heeft te kennen gegeven dat zij uitvoerig heeft uiteengezet welke activiteiten hebben plaatsgevonden in de periode tussen 20 november 2011 en 15 februari 2012, terwijl de rechtbank daarop met geen woord is ingegaan en overigens daaruit onjuiste conclusies heeft getrokken. Appellante blijft erbij dat zij voldoende inspanningen heeft verricht om werknemer te re-integreren.
15 februari 2012 een intakegesprek voor een tweede spoortraject bij een externe dienstverlener heeft gehad. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn deze verklaringen in feite niet anders dan die reeds bekend waren. De vele medische afspraken van werknemer kunnen volgens hem niet als deugdelijke grond dienen, omdat werknemer vijf dagen per week (beperkt) belastbaar was, zodat het inzetten van re-integratie-activiteiten in het tweede spoor daardoor niet gefrustreerd hadden mogen worden. Volgens deze arbeidsdeskundige kan ook het feit dat appellante twee maanden heeft moeten wachten op een deskundigenoordeel van het Uwv niet als deugdelijke grond dienen temeer nu dit deskundigenoordeel is afgegeven op 15 november 2011 en het vervolgens tot 11 april 2012 heeft geduurd voordat werknemer weer deelneemt aan het Ciran-traject. Bovendien heeft appellantes arbodienst in juni 2011 reeds te kennen gegeven dat een arbeidskundig onderzoek noodzakelijk wordt geacht, terwijl dit pas in november 2011 heeft plaatsgevonden.
WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% achteraf, na afloop van de wettelijke wachttijd van 104 weken, heeft plaatsgevonden op basis van andere beoordelingsmaatstaven dan hier aan de orde. Daaruit kunnen geen conclusies worden getrokken met betrekking tot beantwoording van de vraag of appellante in de hier relevante periode voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Hetgeen appellante heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
BESLISSING
D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2015.