ECLI:NL:CRVB:2015:2529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsing van boetes in het kader van de IOAW en de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de IOAW, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, dat hem een boete had opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting. De appellant had niet gereageerd op een uitnodiging voor een gesprek en was niet verschenen, wat leidde tot de opschorting en intrekking van zijn uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Raad heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat het college de boete had opgelegd zonder dat er sprake was van een benadelingsbedrag, en dat de boete op basis van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten moest worden vastgesteld. De Raad concludeerde dat de boete van € 150,- niet terecht was opgelegd, omdat de appellant geen uitkering ontving op het moment van de boete. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het beroep van de appellant gegrond verklaard. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de appellant geen kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.