Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Daarbij geldt dat in beginsel het bezwaar binnen een half jaar en het beroep binnen twee jaar zouden moeten worden afgehandeld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Appellante had eerder een verzoek ingediend bij de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerster) en de Staat der Nederlanden, ministerie van Veiligheid en Justitie, was als partij aangemerkt. De Raad had eerder, op 20 februari 2014, een tussenuitspraak gedaan waarin verweerster werd opgedragen om gebreken in de beslissing op bezwaar van 5 december 2011 te herstellen. Verweerster heeft vervolgens op 23 juli 2014 een nieuw besluit genomen, waarbij appellante in aanmerking werd gebracht voor een invaliditeitsuitkering. Appellante heeft zich met dit besluit verenigd, maar heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de redelijke termijn voor een procedure in twee instanties in beginsel niet overschreden is als deze niet langer dan twee-en-een-half jaar heeft geduurd. In dit geval was de totale duur van de procedure drie jaar en acht maanden, waarbij een deel van de overschrijding aan de Staat werd toegerekend. De Raad heeft geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval een jaar en twee maanden bedraagt, wat resulteert in een schadevergoeding van € 1.500,-. De Staat werd veroordeeld tot betaling van € 500,- en verweerster tot € 1.000,-. Daarnaast werd verweerster veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 35,- en de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.225,-.