ECLI:NL:CRVB:2015:2512
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake medewerking aan executoriaal beslag door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 12 januari 2012 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar uitkering had verlaagd naar € 724,27 per maand. Dit besluit was genomen in het kader van een door de deurwaarder gelegd beslag, waarbij ook de beslagvrije voet in acht moest worden genomen.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, met de overweging dat het Uwv gehouden was medewerking te verlenen aan het executoriale beslag en dat het aan de burgerlijke rechter was om de geldigheid van het beslag te beoordelen. De Centrale Raad van Beroep heeft deze overwegingen bevestigd en geoordeeld dat het Uwv met de betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven. De Raad heeft vastgesteld dat de uitbetaalde netto uitkering gelijk was aan de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet, waardoor de betalingsbeslissing rechtmatig was.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het loonbeslag onrechtmatig was en dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante geen aanleiding gaven om anders te beslissen dan de rechtbank had gedaan. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.