ECLI:NL:CRVB:2007:BA8609
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van executoriaal derdenbeslag door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 25 augustus 2004. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L. Kuit, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak betreft de betaling van een deel van de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, die door deurwaarder Maas Delta was gelegd in het kader van executoriaal derdenbeslag.
De Centrale Raad overwoog dat het Uwv gehouden is medewerking te verlenen aan het gelegde beslag, maar dat de beoordeling van de geldigheid van dit beslag voorbehouden is aan de burgerlijke rechter. De bestuursrechter, in dit geval de Centrale Raad, kan zich enkel beperken tot de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van de betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven. De Raad concludeerde dat dit het geval was en dat de hoogte van de beslagvrije voet door appellant met de deurwaarder kan worden besproken.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.