In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de behandelend rechter, M. Greebe, door verzoeker. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg en verzocht om wraking op basis van vermeende vooringenomenheid van de rechter. Hij stelde dat hij onvoldoende tijd had gekregen om zich voor te bereiden op de zitting en dat zijn verzoeken om deskundigen te benoemen en om de zitting (deels) met gesloten deuren te laten plaatsvinden niet adequaat waren behandeld. De Raad heeft het verzoek om wraking afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende zwaarwegend waren om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De Raad benadrukte dat wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en dat de rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De uitspraak concludeert dat verzoeker in de toekomst geen nieuwe wrakingsverzoeken in deze zaak kan indienen, gezien de contraproductieve aard van zijn eerdere verzoeken.