Uitspraak
18 juni 2013, 12/3353 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die ten tijde van belang onder de Wet werk en bijstand (WWB) viel. Appellant was ingeschreven op twee verschillende adressen in de gemeente Amersfoort, maar het college van burgemeester en wethouders heeft zijn bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan. De rechtbank Midden-Nederland had eerder geoordeeld dat het college het bezwaar van appellant ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant tot 15 maart 2012 ingeschreven stond op het adres [adres 1] en dat hij op 16 november 2011 zijn bijstand heeft verloren. Het college heeft de intrekking van de bijstand niet beperkt tot een bepaalde periode, waardoor de beoordeling van de Raad zich uitstrekte van de datum van intrekking tot de datum van het intrekkingsbesluit. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat hij niet tijdig zijn adreswijziging heeft doorgegeven.
De Raad benadrukt dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust. Appellant heeft echter niet kunnen aantonen dat hij op het nieuwe adres hoofdverblijf had, en zijn wisselende en onduidelijke informatie over zijn verhuizing heeft niet bijgedragen aan zijn zaak. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.