ECLI:NL:CRVB:2015:2236
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en maatregel op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Almere tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder het besluit van het college om de bijstandsverlening te verlagen, vernietigd. Het college had aan betrokkenen bijstand verleend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en een maatregel opgelegd wegens een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van betrokkene 1. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde maatregel geen deugdelijke grondslag had, omdat de verordening die het college hanteerde niet voldoende criteria bevatte om de hoogte en duur van de maatregel vast te stellen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gemeenteraad met artikel 13 van de Verordening geen juiste uitvoering heeft gegeven aan de WWB. De Raad stelde vast dat de verordening geen concrete criteria bevatte voor het vaststellen van de hoogte en duur van de maatregel, waardoor de grondslag voor de verlaging van de bijstand ontbrak. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht het besluit van het college had vernietigd en het primaire besluit had herroepen voor zover het de verlaging betrof. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen in hoger beroep.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken op 7 juli 2015.