ECLI:NL:CRVB:2015:2205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van een buschauffeur na beoordeling van geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, een voormalig buschauffeur. Appellant was sinds 29 oktober 2010 uitgevallen door maagklachten en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 23 januari 2013 vastgesteld dat appellant per 26 oktober 2012 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat appellant geschikt was voor verschillende functies, waaronder wikkelaar en productiemedewerker.
Appellant had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering, die op 21 februari 2013 door het Uwv was vastgesteld. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 20 mei 2015 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zijn klachten van pijn en slapeloosheid naar voren bracht. De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv gevolgd en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de geschiktheid van appellant voor arbeid in twijfel trokken.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant per 21 februari 2013 geschikt was voor arbeid en dat de beëindiging van de ZW-uitkering gerechtvaardigd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 juli 2015.