ECLI:NL:CRVB:2015:128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als buschauffeur werkzaam was, had zich op 29 oktober 2010 ziek gemeld vanwege maag- en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant met ingang van 26 oktober 2012 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank in een eerdere uitspraak bevestigd.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten en beperkingen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht de medische grondslag van het bestreden besluit heeft onderschreven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had adequaat gereageerd op de gronden van de appellant en de medische informatie die was overgelegd. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de beperkingen van de appellant ernstiger te achten dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep had bovendien de medische geschiktheid van de geduide functies overtuigend gemotiveerd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van griffier J.T.P. Pot.