ECLI:NL:CRVB:2015:2178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- M.T. Boerlage
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een ambtenaar wegens verstoorde verhoudingen en de rol van de griffier in het ontslagproces
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die ontslagen is wegens verstoorde verhoudingen binnen de organisatie. De appellante, werkzaam bij de Dienst Verslag en Redactie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, heeft sinds 1975 in dienst en was langdurig arbeidsongeschikt. Na een periode van fricties met haar leidinggevenden, die voornamelijk betrekking hadden op het naleven van werkafspraken, werd er mediation ingezet. Deze mediation leidde echter niet tot de gewenste verbetering van de arbeidsrelatie. Uiteindelijk heeft de griffier op 1 juli 2011 besloten om appellante met ingang van 15 juli 2011 eervol ontslag te verlenen, met toepassing van artikel 131 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal (ARSG).
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen dit ontslag ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep werd betoogd dat de griffier een overwegend aandeel had in de verstoorde verhoudingen en dat de ontslagregeling niet voldoende was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de griffier weliswaar bijgedragen heeft aan de situatie die tot het ontslag leidde, maar geen overwegend aandeel had. De Raad bevestigde dat de griffier bevoegd was om het ontslag te verlenen en dat de aan appellante toegekende ontslagregeling voldoende was.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De Raad concludeerde dat de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord was en dat de griffier in redelijkheid van zijn ontslagbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 juli 2015.