ECLI:NL:CRVB:2015:1921
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van WIA-uitkering en beëindiging van ZW-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de beëindiging van een ZW-uitkering van appellant, die zich na een auto-ongeval ziek had gemeld. Appellant, werkzaam als senior jurist, meldde zich op 17 februari 2009 ziek vanwege whiplashklachten. Na een loonsanctie opgelegd door het Uwv aan de werkgever, werd het dienstverband per 1 december 2011 ontbonden. Appellant verzocht op 31 oktober 2011 om een WIA-uitkering, maar het Uwv oordeelde dat hij in staat was zijn eigen werk te verrichten. Dit besluit werd na bezwaar door het Uwv gehandhaafd.
Vervolgens meldde appellant zich op 28 juni 2012 ziek vanuit de WW, waarna hij een ZW-uitkering ontving. Deze uitkering werd echter beëindigd per 27 september 2012, wat ook weer door het Uwv werd gehandhaafd na bezwaar. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde de beroepen tegen de besluiten van het Uwv ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen inconsistenties vertoonden.
In hoger beroep heeft appellant enkel verwezen naar eerdere gronden, terwijl het Uwv verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraken. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft de oordelen van de rechtbank en concludeert dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken en wijst verzoeken om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 juni 2015.