ECLI:NL:CRVB:2015:1873
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Buitenlandbijdrage ZVW en verdragsgerechtigdheid van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in Zweden woont en een prepensioen ontvangt van de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Appellante is door het Zorginstituut Nederland aangemerkt als verdragsgerechtigde op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en heeft recht op zorg in Zweden, waarvoor zij een buitenlandbijdrage verschuldigd is. De Raad heeft geoordeeld dat het Zorginstituut appellante terecht als verdragsgerechtigde heeft aangemerkt en dat de berekening van de buitenlandbijdrage over het flex/prepensioen correct is uitgevoerd. De Raad heeft geen strijd met internationaal recht geconstateerd en zag geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De zaak is ontstaan na een besluit van het Zorginstituut van 5 december 2011, waarin de definitieve jaarafrekening over 2007 aan appellante werd toegestuurd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank Amsterdam heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet onder de Zvw valt, omdat zij in Zweden niet verzekerd is voor ziekte en moederschap. De Raad heeft echter vastgesteld dat de conflictregels van de Europese Verordening (EEG) nr. 1408/71 van toepassing zijn en dat Nederland verantwoordelijk is voor de zorgkosten in het woonland van appellante.
De Raad heeft verder overwogen dat de gelijkstelling van het prepensioen van appellante met een wettelijk pensioen in overeenstemming is met de Europese regelgeving. De Raad heeft geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen, omdat de rechtsvragen reeds door het Hof zijn beantwoord. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.