ECLI:NL:CRVB:2015:1851
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van verplichte verzekering voor AOW van werknemers van het ICTY en SCSL
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitsluiting van de verplichte verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) van een appellant die werkzaam was voor het International Tribunal for the Former Yugoslavia (ICTY) en het Special Court of Sierra Leone (SCSL). De appellant had eerder een AOW-pensioen aangevraagd, maar kreeg te maken met kortingen van 38% op zijn pensioen en 28% op de toeslag, omdat hij niet verzekerd werd geacht voor bepaalde periodes van zijn werk. De Raad oordeelde dat de uitsluiting van de verzekering voor de AOW voortvloeit uit artikel XXVII van de ICTY-Zetelovereenkomst, die ook van toepassing is op de SCSL. Dit artikel dwingt tot uitsluiting van de verplichte verzekering voor de in die bepaling genoemde personen, ongeacht of zij vergelijkbare rechten kunnen ontlenen aan VN-regelingen. De Raad bevestigde dat deze uitsluiting niet in strijd is met het discriminatieverbod of het Eerste Protocol van het EVRM, en dat er geen sprake is van een 'verdacht' onderscheid zoals bedoeld in artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het IVBPR.
De appellant had betoogd dat de uitsluiting van de verzekering voor hem en zijn echtgenote in strijd was met de wet en dat deze een buitensporige last op hen legde. De Raad oordeelde echter dat de uitsluiting van de verzekering voor de AOW in overeenstemming is met de zetelovereenkomsten en dat de regeling niet van redelijke grond is ontbloot. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard, werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de kortingen op het AOW-pensioen en de toeslag rechtmatig waren en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.