ECLI:NL:HR:2016:588

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
15/02949
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Ouderdomswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 mei 2015, met nummer 13/5811 AOW. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. 12/10383) over een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van de Centrale Raad, waarop de SVB een verweerschrift heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is in lijn met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Het arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

8 april 2016
Nr. 15/02949
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Centrale Raad van Beroepvan 22 mei 2015, nr. 13/5811 AOW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. 12/10383) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 14 februari 2014, nr. 12/04529, ECLI:NL:HR:2014:284, BNB 2014/92).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2016.