ECLI:NL:CRVB:2015:1676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening en inlichtingenverplichting van zelfstandige
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstandsverlening aan appellant, die van 1 juli 2009 tot 1 juli 2012 bijstand ontving op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Appellant had een onderneming opgezet, maar na het beëindigen van zijn Bbz-uitkering vroeg hij bijstand aan op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo heeft de bijstand van appellant beëindigd, omdat hij niet of niet volledig had voldaan aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellant in de te beoordelen periode aan de urennorm voldeed, die vereist is voor zelfstandigen om in aanmerking te komen voor bijstand. Het college had de last om te bewijzen dat appellant als zelfstandige moest worden aangemerkt en dat hij zijn werkzaamheden had voortgezet. De Raad concludeert dat de rechtbank de aangevallen uitspraak terecht heeft bevestigd, maar op onjuiste gronden. De Raad benadrukt dat appellant geen verifieerbare gegevens heeft overgelegd over de omvang van zijn activiteiten en de daarmee gegenereerde verdiensten, wat leidt tot de conclusie dat hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar veroordeelt het college in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 980,-. Tevens wordt het college opgedragen het griffierecht van € 118,- aan appellant te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 26 mei 2015.