ECLI:NL:CRVB:2015:1655
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering met betrekking tot persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van beheer van een persoonsgebonden budget (pgb) door een bewindvoerder. De zaak betreft een betrokkene die bijzondere bijstand had aangevraagd voor de kosten van bewindvoering, maar deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De Raad oordeelde dat de AWBZ en de Regeling subsidies AWBZ niet als voorliggende voorzieningen kunnen worden aangemerkt voor de kosten van bewindvoering, zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand (WWB). De kosten waarvoor de betrokkene bijzondere bijstand had aangevraagd, werden niet als noodzakelijke kosten aangemerkt volgens artikel 35 van de WWB.
De rechtbank Amsterdam had eerder het besluit van het college vernietigd en bijzondere bijstand toegekend, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de kosten van bewindvoering noodzakelijk waren. De Raad stelde vast dat de betrokkene had gekozen voor zorg in de vorm van een pgb, en dat de kosten die voortvloeien uit deze keuze voor rekening van de betrokkene komen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
De uitspraak benadrukt het belang van de keuzevrijheid van cliënten in de zorg en de gevolgen van die keuze voor de financiële ondersteuning vanuit de sociale zekerheid. De Raad concludeerde dat de kosten van bewindvoering niet onder de bijzondere bijstand vallen, omdat deze kosten niet noodzakelijk zijn in de zin van de WWB.