ECLI:NL:CRVB:2015:1653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit studiefinanciering en OV-schuld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot studiefinanciering en een daaruit voortvloeiende OV-schuld. Appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister die betrekking hadden op zijn recht op studiefinanciering en het gebruik van zijn studentenreisproduct. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 24 augustus 2013 en eerder niet-ontvankelijk is, omdat dit bezwaar na de bezwaartermijn van zes weken is ingediend. De Raad is van mening dat de besluiten voldoende duidelijk waren en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Appellant had verondersteld dat hij zijn reisproduct tijdig had stopgezet door brieven aan de minister te sturen, maar de Raad oordeelt dat deze brieven niet zijn ontvangen en dat appellant niet tijdig heeft gereageerd op de berichten van de minister. De Raad bevestigt dat de OV-schuld die aan appellant is opgelegd, niet kan worden aangemerkt als een boete, maar als een reparatoire maatregel. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.