ECLI:NL:CRVB:2015:165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet hoofdverblijf op uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 29 juni 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), maar het college van burgemeester en wethouders van Maassluis heeft de bijstand ingetrokken en teruggevorderd omdat appellant niet zijn hoofdverblijf zou hebben op het uitkeringsadres. Dit besluit volgde na een onderzoek door ambtenaren van de gemeente, waarbij onder andere dossieronderzoek en een huisbezoek zijn uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de periode van 29 juni 2009 tot 1 september 2011 slechts een extreem laag waterverbruik had, wat erop wijst dat hij niet op het uitkeringsadres verbleef. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek van het college onvoldoende feitelijke grondslag biedt voor deze conclusie en heeft verwezen naar een vrijspraak in een strafzaak. De Raad oordeelt echter dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor het standpunt van het college. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor veroordeling in proceskosten.