ECLI:NL:CRVB:2015:1515
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 6 december 2013. Verzoeker, die een WIA-uitkering ontvangt, heeft verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden die volgens hem niet eerder bekend waren. Hij betoogde dat het onterechte ontslag door zijn ex-werkgever, het onvoldoende toezicht door het Uwv op de re-integratie-inspanningen, en de jarenlange procedures tegen zowel de werkgever als het Uwv een negatieve impact hebben gehad op zijn gezondheid en financiële situatie. Verzoeker stelde dat hij met ingang van 1 mei 2013 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat hem een IVA-uitkering zou moeten worden toegekend.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de aangevoerde argumenten van verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden betroffen zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het herzien van onherroepelijke uitspraken op basis van nieuwe feiten. De Raad concludeerde dat verzoeker in wezen een betwisting van de eerdere uitspraak aanvoerde, wat niet voldoende was voor herziening.
Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in aanwezigheid van griffier W. de Braal, en werd openbaar uitgesproken op 17 april 2015.