ECLI:NL:CRVB:2015:147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van bijstandsbesluit en toetsingskader voor nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, die verzocht om herziening van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, dat op 30 juli 2001 was genomen. Dit besluit hield in dat de aan appellant en zijn toenmalige echtgenote, A, verleende bijstand over een bepaalde periode was ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand waren teruggevorderd. Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van een verzwegen bankrekening van A en dat hij pas later bankafschriften had kunnen overleggen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de overgelegde bankafschriften niet konden worden aangemerkt als nieuwe feiten of omstandigheden die rechtvaardigden dat het college terugkwam van zijn eerdere besluit. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de rechtbank terecht het toetsingskader had toegepast dat vereist dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren moeten worden gebracht. De Raad concludeerde dat de door appellant overgelegde bankafschriften niet als nieuw gebleken feit konden worden aangemerkt, omdat appellant en A destijds de beschikking hadden kunnen krijgen over de gevraagde bankafschriften. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.