ECLI:NL:CRVB:2015:1385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na ontdekking hennepplantage
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 11 juli 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor de intrekking was een melding van de politie Zeeland op 25 juni 2012, waarin werd gemeld dat in de woning van appellant een hennepplantage was aangetroffen. Naar aanleiding van deze melding heeft de sociale recherche van de gemeente Goes een onderzoek ingesteld, wat leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 1 maart 2012 tot en met 31 mei 2012 werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten heeft genoten die verband hielden met de hennepkwekerij. Op 25 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Goes de bijstand van appellant herzien en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 2.806,47 teruggevorderd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant is vervolgens in hoger beroep gegaan, waarbij hij zich op verschillende gronden tegen de uitspraak van de rechtbank heeft gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de vraag beoordeeld of het college terecht heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.
De Raad heeft vastgesteld dat het college beleid voert dat terugvordering alleen wordt achterwege gelaten indien er dringende redenen zijn. De Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de terugvordering zou leiden tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. De door appellant aangevoerde omstandigheden, waaronder ernstige psychische klachten en problemen met de Wet schuldsanering, zijn door de Raad niet als dringende redenen erkend. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat de terugvordering van de bijstand aan appellant rechtmatig was.