ECLI:NL:CRVB:2015:1369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekmelding
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als taxichauffeur werkte. Appellant meldde zich op 13 juli 2012 ziek vanwege duizeligheidsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn ziekengeld per 9 augustus 2012, omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn werkzaamheden. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Oost-Brabant verklaarde zijn beroep ongegrond op 14 januari 2014. De rechtbank baseerde haar oordeel op het rapport van een door haar ingeschakelde deskundige, die concludeerde dat appellant op de datum van beëindiging van de uitkering in staat was om zijn werk als taxichauffeur te verrichten.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank het rapport van zijn behandelend psychiater had miskend, waarin een lage GAF-score werd vermeld, wat zou duiden op ernstige beperkingen in sociaal functioneren. Het Uwv verweerde zich door te wijzen op het rapport van de deskundige en vroeg bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht het deskundigenrapport had gevolgd, omdat dit rapport zorgvuldig was en goed gemotiveerd. De Raad stelde vast dat de GAF-score niet bedoeld is om beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren vast te leggen en dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2015.