Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 974,-;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht wordt geheven van € 466,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om algemene bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Betrokkene had zich op 23 juni 2011 gemeld voor bijstand, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat hij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing onterecht was en dat betrokkene recht had op bijstand vanaf de datum van zijn aanvraag.
De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Wet werk en bijstand (WWB) geen grondslag biedt voor het verlenen van bijstand voor een bepaalde termijn. De Raad stelde vast dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was en dat betrokkene recht had op bijstand naar de voor hem geldende norm. De Raad oordeelde dat de heroverwegingsfunctie in bezwaar niet leidde tot een andere conclusie, en dat de rechtbank terecht had bepaald dat betrokkene per 23 juni 2011 recht had op bijstand.
De Centrale Raad veroordeelde het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 974,- en legde een griffierecht op van € 466,-. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.C.F. Talman als voorzitter en Y.J. Klik en P.W. van Straalen als leden, in aanwezigheid van griffier S.K. Dekker. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 maart 2014.