ECLI:NL:CRVB:2014:943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van ingezetenschap in Nederland
In deze zaak heeft appellante, na het overlijden van haar echtgenoot op 13 september 2010, een nabestaandenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op 21 december 2010, omdat de Svb van mening was dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 15 april 2011. De rechtbank Rotterdam heeft in een eerdere uitspraak op 6 september 2012 het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de Svb een onjuist toetsingskader had gehanteerd, maar kwam tot de conclusie dat de echtgenoot van appellante niet als ingezetene van Nederland kon worden beschouwd.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. De Raad heeft zich gebogen over de vraag of de echtgenoot van appellante op de datum van overlijden als ingezetene verzekerd was onder de ANW. De Raad heeft vastgesteld dat de echtgenoot van appellante, hoewel hij de Nederlandse nationaliteit bezat, sinds 1997 geen duurzaam woonadres in Nederland had en in de Dominicaanse Republiek verbleef. De Raad heeft de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie in overweging genomen, waarbij werd benadrukt dat voor de beoordeling van ingezetenschap gekeken moet worden naar de omstandigheden van het geval en de duurzame band van persoonlijke aard met Nederland.
De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de echtgenoot van appellante op het moment van overlijden een duurzame band met Nederland had. De omstandigheden, waaronder het ontbreken van een vaste woonruimte in Nederland en het feit dat hij in de Dominicaanse Republiek verbleef, leiden tot de conclusie dat de aanvraag voor de nabestaandenuitkering terecht is afgewezen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de vordering van appellante af.