ECLI:NL:CRVB:2014:757
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door niet gemelde werkzaamheden als glazenwasser
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege het niet melden van inkomsten uit werkzaamheden als glazenwasser. Appellanten ontvingen vanaf 16 mei 2006 bijstand naar de norm voor gehuwden. Na een anonieme tip over hun werkzaamheden als glazenwassers heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten inderdaad werkzaamheden hebben verricht en inkomsten hebben verworven, maar deze niet hebben gemeld aan het college van burgemeester en wethouders van Veendam. Het college heeft daarop besloten de bijstand over de periode van 16 mei 2006 tot en met 30 november 2009 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van € 60.725,93.
De rechtbank Groningen verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen. In hoger beroep voerden zij aan dat het college niet voldoende gemotiveerd had waarom de anonieme tip een onderzoek rechtvaardigde en dat de onderzoeksresultaten niet correct waren gewogen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de tip voldoende onderbouwd was en dat de onderzoeksresultaten een toereikende grondslag boden voor de conclusie dat appellanten de inlichtingenverplichting hadden geschonden. De Raad benadrukte dat appellanten zelf verantwoordelijk waren voor het bijhouden van een administratie van hun inkomsten en dat hun stelling dat de inkomsten gering waren, niet afdoet aan de schending van de inlichtingenverplichting.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 maart 2014.