ECLI:NL:CRVB:2014:721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering participatiebudget door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een participatiebudget door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft het college van burgemeester en wethouders van Westland, dat in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De staatssecretaris had op 26 mei 2011 een bedrag van € 1.153.021,- teruggevorderd van het college, omdat de accountant had gerapporteerd dat de rechtmatigheid van de bestedingen niet kon worden vastgesteld. Het college had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij het een aanvullende verklaring van de accountant had ingediend die stelde dat een deel van de bestedingen rechtmatig was. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot de huidige procedure.
De Raad heeft vastgesteld dat het college de verantwoordingsinformatie tijdig en correct had ingediend, maar dat het geen gebruik had gemaakt van een buitenwettelijke hersteltermijn om de verantwoording aan te passen. De Raad benadrukte dat de staatssecretaris niet gehouden was om het college voorafgaand aan het terugvorderingsbesluit te wijzen op het uitblijven van informatie, aangezien de uiterste datum voor het indienen van de verantwoording al was verstreken. De Raad bevestigde dat de staatssecretaris de verplichting tot terugvordering voldoende had toegelicht en dat de verantwoording volgens de SiSa-systematiek diende te geschieden.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van het college werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de strikte naleving van de verantwoordingsregels en de gevolgen van het niet tijdig indienen van de benodigde informatie.