ECLI:NL:CRVB:2014:618
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. De appellante ontving van 1 november 2004 tot 13 maart 2006 en van 7 oktober 2008 tot 1 november 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding over mogelijke handel in paarden door de partner van appellante, heeft de sociale recherche van de gemeente Goes een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante en haar partner op geld waardeerbare activiteiten hebben verricht en inkomsten hebben verkregen uit handelsactiviteiten en onderverhuur, zonder dit te melden aan het college. De bijstand is daarop met terugwerkende kracht ingetrokken en de kosten van bijstand zijn teruggevorderd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet in staat was om objectieve en verifieerbare gegevens te overleggen over de omvang van haar activiteiten en de daarmee gegenereerde inkomsten. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar activiteiten hobbymatig waren en dat zij de inlichtingenverplichting niet had geschonden. De Raad oordeelde echter dat de activiteiten van appellante en haar partner structureel waren en dat zij de inlichtingenverplichting wel degelijk hadden geschonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering van de bijstand terecht was.