In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om schadevergoeding van Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg te Venlo. Het verzoek betreft immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure, alsook een gespecificeerde schadevergoeding van € 725,90. De Raad had eerder, op 23 november 2018, de uitspraak van de rechtbank Limburg vernietigd en het onderzoek heropend. De Raad oordeelde dat het Uwv onterecht een IVA-uitkering had geweigerd aan een werkneemster van verzoekster. In de huidige uitspraak werd vastgesteld dat de redelijke termijn van vier jaar in deze procedure was overschreden, maar dat verzoekster niet had aangetoond dat zij immateriële schade had geleden. De Raad concludeerde dat de vordering onvoldoende was onderbouwd en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.