ECLI:NL:CRVB:2014:53
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- M.F. Wagner
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mantelzorgcompliment op basis van intramurale indicatie AWBZ
In deze zaak heeft appellante in 2009 een mantelzorgcompliment ontvangen, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft de toekenning van een mantelzorgcompliment voor het jaar 2010 afgewezen. De reden hiervoor was dat appellante inmiddels een intramurale indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) had, waardoor zij niet voldeed aan de voorwaarde van artikel 6b, eerste lid, van de Regeling maatschappelijke ondersteuning, die vereist dat er een AWBZ-indicatie voor zorg aan huis is. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het onbillijk is dat zij geen mantelzorgcompliment ontvangt, terwijl zij nog steeds mantelzorg verleent aan een zorgvrager die op een wachtlijst staat voor een verzorgingstehuis. De rechtbank Breda had eerder het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad stelt vast dat appellante in 2010 niet voldoet aan de vereisten van de Regeling, aangezien zij een intramurale indicatie heeft. De Raad wijst erop dat de wetgever met de regeling heeft beoogd om alleen mantelzorgers die iemand verzorgen met een indicatie voor extramurale zorg in aanmerking te laten komen voor een mantelzorgcompliment. De Raad concludeert dat de keuze om slechts een beperkt deel van de mantelzorgers voor een uitkering in aanmerking te laten komen, niet in strijd is met de wet en dat het onderscheid gerechtvaardigd is.
De beroepsgrond van appellante tegen het niet toepassen van de hardheidsclausule wordt verworpen, omdat zij geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die haar onderscheiden van anderen die niet in aanmerking komen voor het mantelzorgcompliment. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met R.M. van Male als voorzitter en M.F. Wagner en G. van Zeben-de Vries als leden, in aanwezigheid van M.R. Schuurman als griffier.